Bouwhistorie

De bouwkundige historie van de Gereformeerde Kerk in IJlst.

Het verhaal wat nu volgt is gebaseerd op verhalen en gegevens van overlevering van mijn grootvader en mijn vader, die beide helaas zijn overleden. In die tijd, rond 1909/1910, is de kerk gebouwd door mijn overgrootvader Johs. P. Spijksma, sinds 1882 timmerman/aannemer te IJlst. Doordat deze man in de jaren rond 1893 een arm moest verliezen als gevolg van koudvuur heeft mijn grootvader, Gerrit. J. Spijksma samen met Jelle Thijmes Nooitgedagt het hout- en timmerwerk aan de kerk uitgevoerd, inclusief de kerkbanken en de preekstoel.

De kerk is gefundeerd op 365 houten heipalen, welke met stoom in het blok door de firma Stoof uit Breda zijn in geheid. (Mijn grootvader vertelde mij dat het brandhout voor de stoomketel niet was aan te slepen, geen balk of plank was veilig voor de stoker.)

Schaapskooi

De kerk is gefundeerd volgens de zogenaamde Amsterdamse methode, wat betekent dat er groepjes van vier of twee palen op ongeveer één meter uit elkaar werden geslagen.

Hierover werd dan een houten balk met pen en gatverbinding aangebracht, de zogenaamde kesp. Over deze kespen werd dan een houten vloer aangebracht van dikke planken met in het midden een houten balk van 5 x 10 cm het zogenaamde schuifrib. Doordat dit alles onder de laagst bekende grondwaterstand werd gemaakt kan dit hout niet verrotten.

Hierop werd dan begonnen met het funderingsmetselwerk, in die tijd volgens mijn grootvader van steen kwaliteit eerste soort rood, een goedkope vrij zachte steensoort, met een aanlegbreedte van 2½ tot 3 x de muurdikte boven de grond. Vanaf ± 30 cm onder het maaiveld werd dan begonnen met het trasraam, dat werd vervaardigd van harde klinkersteen tot ± 30 cm boven het maaiveld en was bedoeld om het optrekken van grondwater in de muren te voorkomen. De muren zijn opgebouwd als één steens muren met een klampsteen aan de binnenkant, voor f 300,- meer was dit een spouwmuur geworden, maar dit bleek te duur te zijn.


Het gevelmetselwerk is uitgevoerd in kleurige baksteen en gemetseld in kruisverband.

Kenmerkend voor de bouwstijl van de Amsterdamse school zijn de speklagen in het metselwerk en de combinatie van rondbogen en spitsbogen. Het metselwerk is uitgevoerd door metselbedrijf Hendriksma uit Leeuwarden waarbij de metselaars eerst een zogenaamde "proeve van bekwaamheid" moesten afleggen.

Het meeste kozijnhout en kaphout zijn van grenen hout gemaakt. Voor zover mij bekend is, is het dakhout uitgevoerd in vurenhout. Het dak is gedekt met tuille du nord dakpannen met gotische voorsten op de nokken

De spanten zijn gemaakt als verbeterde Hollandse spanten met kreupele stijlen en blokkeels met een ingestoken kopprofiel. Om deze spanten te plaatsen werd gebruik gemaakt van een zogenaamde "bok" met touwtakel en werd er een steiger gebouwd binnen in de kerk op de hoogte van de goten, hetgeen een hele klus moet zijn geweest met de middelen die er toen waren. Vooral de kilkeperbalken, die van de vier hoeken naar de koningsstijl in het midden van de kerk lopen, waren zo groot dat er tijdelijk stalen strippen aan de onderkant zijn geplaatst om deze op hun plaats te krijgen. Alle verbindingen in de spanten zijn pen en gat verbindingen en gesloten met toognagels. (houten pennen)

Toen de kerk werd gebouwd zijn er geen houten raamkozijnen toegepast, het glas in lood werd zo in de muur geplaatst.

Volgens de mij bekende gegevens moet in februari in het jaar 1923 het uurwerk en de wijzerplaten op de toren zijn geplaatst met de klok die ook geluid kon worden.

Ik hoop hiermee een goed beeld te hebben gegeven van de bouwkundige historie.
Gerrit. J. Spijksma